Den Haag, 26 september 2025 – Oud-minister van Asiel en Migratie Marjolein Faber (PVV) schrijft in haar nieuwe boek Mij krijgen ze niet klein dat zij het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) wilde opheffen. Volgens haar werkte de organisatie structureel tegen, omdat het niet achter haar beleid stond. „Ik voelde me als minister in mijn hemd gezet,” aldus Faber.
Het COA valt formeel onder de minister, maar opereert in de praktijk met aanzienlijke zelfstandigheid. Faber stelt dat ze „meer grip” wilde krijgen door de organisatiestructuur te veranderen of de instantie zelfs „uit te faseren”. „Als ik meer tijd had gehad, was ik hier zeker mee gestart.”
Botsingen over beleid en Efteling-incident
Tijdens haar elf maanden durende ministerschap liep de PVV-politica regelmatig aan tegen weerstand vanuit de opvangorganisatie. Een bekend voorbeeld is de commotie over een gepland uitje naar de Efteling voor alleenstaande minderjarige asielzoekers.
Faber was fel tegen het plan en vond dat het COA haar negeerde. Pas nadat zij via sociale media druk zette, werd het uitje alsnog afgeblazen. Volgens de ex-minister illustreert dit incident hoe weinig grip zij op de dienst had.
Schrijfstijl vol tegeltjeswijsheden
Het boek is geschreven in korte, direct geformuleerde zinnen, in een stijl die sterk doet denken aan Fabers politieke optredens. Ze doorspekt haar relaas met tegeltjeswijsheden als „wat er ook gebeurt, blijven eten” en „gewoon doordieselen.”
De oud-minister is opvallend zelfkritisch én zelfverzekerd tegelijk. Zo erkent ze dat ze haar eerste grote debat „niet goed had voorbereid”, maar voegt daar in dezelfde adem aan toe: „Internationaal was ik verrassend goed, stelde ik vast.”
Uithalen naar coalitiepartners
Hoewel uitgever Prometheus vooraf aankondigde dat Faber „zonder wrok” zou terugblikken, blijkt uit het boek dat ze juist veel kritiek uit.
Judith Uitermark (NSC, Binnenlandse Zaken): Volgens Faber probeerde zij in de ministerraad haar asielparagraaf in het regeerakkoord te „slopen” door scherpe formuleringen af te zwakken of te schrappen. Dat Faber hierover schrijft is opvallend, omdat de beraadslagingen van de ministerraad strikt vertrouwelijk zijn.
David van Weel (VVD, Justitie): Faber beschuldigt hem van „stille passiviteit”, behalve wanneer er eer te behalen viel. Zo zou hij de credits hebben geclaimd voor het weigeren van een pro-Palestijnse activist om Nederland binnen te komen, terwijl dat volgens haar haar eigen verdienste was. Na de val van het kabinet greep hij volgens Faber bovendien gretig haar portefeuille Asiel.
Daarnaast spaart Faber ook VluchtelingenWerk, ambtenaren en zelfs haar eigen coalitiepartners NSC en VVD niet.
‘Asielindustrie’ en dure feestjes
In het boek noemt Faber de asielopvang een „miljardenindustrie”. Ze schrijft dat ze via tipgevers hoorde over „dure personeelsfeestjes” van het COA. Zonder concreet bewijs suggereert ze dat één zo’n feest een miljoen euro zou hebben gekost.
Die bewering past in haar bredere kritiek dat het COA volgens haar te weinig oog had voor bezuinigingen en dat de organisatie zich te activistisch opstelde.
Politieke lading
Met haar boek houdt Faber de discussie over de rol van het COA levend. Binnen de coalitie was er al langer spanning tussen de PVV en de uitvoeringsorganisatie. Waar Faber vooral hamerde op strenger beleid en kostenbesparing, benadrukten andere ministers en partners de noodzaak van humane opvang.
Door zo openlijk interne ministerraadsdiscussies naar buiten te brengen en collega’s publiekelijk te bekritiseren, zet Faber de verhoudingen opnieuw onder druk. De vraag is in hoeverre dit boek gevolgen heeft voor de toekomstige samenwerking tussen de PVV en haar coalitiepartners.