ROTTERDAM – Rechercheur Sander werkt al tien jaar bij het Team ter Bestrijding van Kinderpornografie en Kindersekstoerisme (TBKK) van de politie Rotterdam. Dagelijks bekijkt hij confronterend beeldmateriaal om daders op te sporen en slachtoffers te redden. “Je weet dat je met iets goeds bezig bent, maar sommige beelden raak je nooit kwijt.”
Een kantoor met zware verhalen
Wie het kantoor van het TBKK binnenloopt, ziet een gewone werkplek – tot je beter kijkt. Aan de muur hangen afdrukken van kleine kinderhandjes, symbolisch voor de kinderen die dankzij het team uit de wereld van misbruik zijn bevrijd.
“Die handafdrukken herinneren ons eraan waarvoor we het doen,” zegt Sander. “Het is geen gemakkelijk werk, maar het heeft zin.”
In het team werken zestien rechercheurs, ieder met hun eigen specialisatie. Digitale rechercheurs analyseren online netwerken en versleutelde bestanden, terwijl tactische rechercheurs – zoals Sander – de onderzoeken leiden, verdachten verhoren en het beeldmateriaal bekijken.
“We krijgen duizenden meldingen per jaar. Dat zijn niet alleen losse bestanden, maar hele archieven vol. Het is onvoorstelbaar hoeveel kinderen slachtoffer zijn.”
“Je kunt het aan of niet”
Het werk is niet voor iedereen weggelegd. Nieuwe collega’s krijgen eerst een test met echt beeldmateriaal. “Sommigen zeggen: ‘Ik dacht dat ik dit kon, maar dit trek ik niet.’ Anderen zeggen: ‘Het is heftig, maar ik kan hiermee daders pakken.’ Je groeit hier niet in – je kunt het, of je kunt het niet.”
Zelf werkte Sander jarenlang als wijkagent en bij de zedenpolitie, waar hij voor het eerst met kinderporno in aanraking kwam. “Je denkt dat je weet wat je gaat zien, maar de werkelijkheid is altijd erger. Zelfs nu, na al die jaren, kom ik beelden tegen die me raken.”
Meer dan alleen beelden kijken
Toch kijkt Sander niet de hele dag naar heftige video’s. “Een groot deel van ons werk bestaat uit het schrijven van dossiers, het doorzoeken van data, of het voorbereiden van huiszoekingen. Dat hoort er allemaal bij.”
Tijdens actieweken, zoals recent, voert de politie meerdere huiszoekingen tegelijk uit. “We hebben in één week gegevensdragers in beslag genomen bij negen verdachten. Door dat in korte tijd te doen, kunnen we beter samenwerken met andere teams en sneller schakelen.”
“Ik weet waarom ik dit doe”
Wat hem drijft, is niet alleen het opsporen van daders, maar vooral het redden van slachtoffers. “We kunnen het probleem niet oplossen, maar we kunnen wel het verschil maken voor een kind. Dat is genoeg reden om door te gaan.”
Om de mentale belasting te beperken, hecht het team veel waarde aan collegiale steun. “We hebben ruimte om even afstand te nemen – een potje tafeltennis, een wandeling, of gewoon even praten. Niemand hoeft dit werk alleen te dragen.”
De schaduwkant van het werk
Sommige zaken blijven hem echter bij. “We zien soms slachtoffers opgroeien. Beelden van hetzelfde kind, jaar na jaar. Dan weet je dat we hem of haar nog niet hebben gevonden. Dat is zwaar.”
Wat hem het meest raakt, is de omvang van het probleem.
“We hebben het over duizenden verschillende kinderen. Miljoenen beelden. En achter elk beeld zit een echt kind dat ergens is misbruikt.”
Een realistischer wereldbeeld
Door zijn werk kijkt Sander anders naar de wereld. “Je beseft dat kwaad dichterbij is dan je denkt. Je wordt alerter, ook in het dagelijks leven. Maar ik hou werk en privé strikt gescheiden. Thuis vertel ik niet wat ik heb gezien. Dat laat ik achter op kantoor.”
Toch is hij trots op wat hij doet. “Het is zwaar, maar het is goed werk. We maken de wereld een beetje veiliger. En elke keer dat we een kind weten te identificeren, weet ik: dáárom doe ik dit.”