Uit nieuwe berekeningen blijkt dat ruim 700.000 Nederlanders die stemgerechtigd waren bij de laatste Tweede Kamerverkiezingen, ervoor kozen hun stem niet uit te brengen. Volgens recente analyses had de politieke samenstelling van de Kamer aanzienlijk linkser kunnen uitvallen als deze groep wél was gaan stemmen. De opkomst bij de verkiezingen bedroeg iets meer dan 77 procent — een historisch laag niveau in vergelijking met eerdere verkiezingen.
Het onderzoek, uitgevoerd op basis van demografische data en stemgedrag in vergelijkbare groepen, laat zien dat het niet-stemmen in sterke mate voorkomt onder jongvolwassenen, mensen met een lager inkomen en inwoners van stedelijke gebieden. Deze groepen zijn traditioneel vaker geneigd om te stemmen op progressieve of linkse partijen, maar bleven dit keer massaal thuis.
Een stille groep met grote invloed
De analyse toont dat vooral kiezers tot 35 jaar en mensen met flexibele contracten of financiële onzekerheid afhaakten. Waar in 2021 nog sprake was van een sterke mobilisatie van jonge kiezers, lijkt die betrokkenheid in 2023 en 2024 te zijn weggeëbd. Vooral de groep die politiek wantrouwen ervaart of zich “niet vertegenwoordigd” voelt, gaf aan geen vertrouwen te hebben in partijen die volgens hen “allemaal hetzelfde doen”.
Volgens de berekeningen had het verschil kunnen oplopen tot zes à zeven zetels verschuiving richting partijen als PvdA/GroenLinks, SP, D66 en Partij voor de Dieren, als ook maar de helft van deze niet-stemmers hun stem had uitgebracht. Dat zou de verhoudingen in de Kamer merkbaar hebben beïnvloed, vooral aan de linkerzijde van het politieke spectrum.

Linkse partijen verliezen terrein, niet alleen door tegenstanders
De lage opkomst treft vooral de partijen die traditioneel op steun rekenen van kiezers die minder zeker zijn van hun positie in de samenleving. Politieke analisten wijzen erop dat veel linkse partijen moeite hebben om deze kiezersgroep te overtuigen dat stemmen daadwerkelijk verschil maakt. Het gevoel van vervreemding is groot, zeker nu het politieke debat steeds feller en persoonlijker is geworden.
Tegelijkertijd slaagden partijen aan de rechterkant — zoals PVV, VVD en BBB — erin hun achterban beter te mobiliseren. De thema’s migratie, veiligheid en koopkracht spraken direct tot de verbeelding, terwijl de meer ideologische campagnes van de linkse partijen minder wisten te raken. Daardoor was de verhouding in de opkomst per kiezersgroep scheef: rechtse kiezers verschenen vaker aan de stembus dan progressieve.
Lage opkomst vergroot kloof in politiek vertrouwen
De trend van afnemende opkomst is niet nieuw, maar de omvang baart zorgen. Volgens cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek is de groep structurele niet-stemmers in tien jaar tijd gegroeid van zo’n 1,2 miljoen naar ruim 1,8 miljoen Nederlanders. De redenen lopen uiteen: desinteresse, frustratie, of het idee dat stemmen “toch niets verandert”.
Experts waarschuwen dat dit een vicieuze cirkel veroorzaakt. Hoe minder mensen stemmen, hoe sterker het gewicht van de actieve minderheid wordt, waardoor groepen die zich niet gehoord voelen nog verder afhaken. Vooral in stedelijke gebieden als Rotterdam, Den Haag, Almere en delen van Amsterdam is dit zichtbaar: wijken met lage opkomst zijn vaak ook de wijken waar het wantrouwen in de overheid het grootst is.

Pogingen om de kiezer terug te winnen
Om de betrokkenheid te vergroten, roepen politicologen op tot ingrijpende hervormingen, zoals het makkelijker maken van stemmen, verlengen van stemdagen of meer nadruk op persoonlijke thema’s in plaats van partijpolitiek. Sommige experts pleiten zelfs voor een experiment met een stemplicht of een symbolische boete bij herhaaldelijk niet-stemmen, maar dat voorstel ligt politiek gevoelig.
Daarnaast zou betere politieke educatie volgens kenners cruciaal zijn. Jongeren die op school actief leren over democratie en besluitvorming, zouden drie keer zo vaak geneigd zijn om daadwerkelijk te stemmen bij hun eerste verkiezing. Vooral die eerste ervaring blijkt doorslaggevend: wie één keer niet stemt, is in latere jaren veel minder snel geneigd dat alsnog te doen.
Een linkser Nederland dat niet van zich liet horen
De cijfers maken duidelijk dat de huidige Tweede Kamer niet volledig weerspiegelt wat Nederland politiek gezien denkt. Als de groep niet-stemmers zich had laten horen, had het politieke midden en de linkerkant van het spectrum waarschijnlijk meer invloed gehad. De ondervertegenwoordiging van progressieve kiezers is niet alleen een statistisch feit, maar raakt direct aan het vertrouwen in de democratie.
Het blijft de paradox van de politiek: wie ontevreden is over het systeem, kan door niet te stemmen juist bijdragen aan het voortbestaan ervan. Terwijl de kiezers op de rechterflank beter georganiseerd lijken dan ooit, blijft een groot deel van de samenleving zwijgend toekijken — en dat stilzwijgen blijkt, opnieuw, een krachtig politiek signaal.













